De middeleeuwen
De Middeleeuwen (ca. 500 tot ca. 1500) vormen in de geschiedenis van Europa de periode tussen de oudheid en de vroegmoderne tijd. Traditioneel situeert men dit, door Italiaanse humanisten geïntroduceerde tijdvak tussen de val van het West-Romeinse Rijk in de vijfde eeuw en de renaissance die vanaf de veertiende eeuw in Italië begon. Afhankelijk van de focus die historici hanteren bestaat er echter nogal wat variatie in de afbakening van deze periode. De middeleeuwse periode wordt zelf onderverdeeld in de Vroege, de Hoge en de Late Middeleeuwen.
De middeleeuwse maatschappij en beschaving zijn ontstaan uit drie duidelijk te onderscheiden bronnen: de Grieks-Romeinse beschaving, het christelijk geloof - die beide op het grondgebied van het Romeinse Rijk ontstonden of verder ontwikkelden - en Germaanse tradities, die binnenvallende volkeren later meebrachten.
Kenmerkend voor deze lange periode in de westerse geschiedenis zijn vooral de fragmentatie van het politieke gezag, een overwegend agrarische economie, een samenleving verdeeld tussen een militaire adel (die eigenaar is van het land) en een tot horige gemaakte boerenklasse, en ten slotte een systeem van denken gebaseerd op religie, bepaald door de Christelijke Kerk.
De middeleeuwse maatschappij en beschaving zijn ontstaan uit drie duidelijk te onderscheiden bronnen: de Grieks-Romeinse beschaving, het christelijk geloof - die beide op het grondgebied van het Romeinse Rijk ontstonden of verder ontwikkelden - en Germaanse tradities, die binnenvallende volkeren later meebrachten.
Kenmerkend voor deze lange periode in de westerse geschiedenis zijn vooral de fragmentatie van het politieke gezag, een overwegend agrarische economie, een samenleving verdeeld tussen een militaire adel (die eigenaar is van het land) en een tot horige gemaakte boerenklasse, en ten slotte een systeem van denken gebaseerd op religie, bepaald door de Christelijke Kerk.